geschiedenis politiek samenleving

Orde!

Kritiek op handhavers van de openbare orde is van alle tijden, maar een eeuw geleden maakt de burgemeester van Deurne het wel erg bont, zo blijkt uit een artikel in dagblad De Zuid-Willemsvaart, van 22 juli 1916. Een klacht over zijn gedrag wordt door de Commissaris van de Koningin gegrond verklaard. Het artikel luidt als volgt:

‘De laatste weken hebben we meer dan eens getuige kunnen zijn van relletjes of vechtpartijen. Aan belangstellend publiek mangelt het bij zulke gelegenheden in den regel niet, maar al schreeuwen de vechtersbazen in hunne woede het halve dorp bijeen, al roept de verliezende partij zoo hard om hulp, dat het kilometers ver gehoord wordt, – wie men niet ontmoet bij zulke kloppartijen: de politie.

Het is zeer opvallend, dat op zulke critieke oogenblikken de politie in den regel nergens te bespeuren, zelfs niet op te sporen is, als er bijstand gevraagd wordt. Indien dit de taak niet is van de Rijkspolitie, dan rest toch nog de Gemeentepolitie. Kermis- en marktdagen uitgezonderd, – dan komt de Maréchaussee van Helmond – moet men doorgaans de politie met de lantaarn gaan zoeken. Onlangs is in den Gemeenteraad den burgemeester opgemerkt, dat de politie hier en daar wel wat beter toe mocht zien. Het antwoord hierop luidde : Ik kan ze overal niet bijzetten. De wedervraag : Mijnheer burgemeester, waar zet ge ze dan wèl bij ? was hier misschien niet misplaatst geweest.

De Gemeenteverordening in zake het sluiten der herbergen draagt de burgemeester in zijn zak. Zoo hoort men wel eens zeggen en iets is er van waar. Wel gebiedt de Gemeenteverordening naar gelang het jaargetijde, dat om 10 of 11 uur de herbergen moeten gesloten worden, maar verzoeken om verlenging van het politieuur worden door den burgemeester mondeling behandeld, toegestaan of geweigerd. Zoo kunnen de gekste toestanden hieruit voortvloeien. Vanavond b.v. zit de burgemeester in het café ,,de Arend” gezellig met een paar kennissen een potje te drinken en merkt niet, dat het politieuur al uren overschreden is. De kastelein is gerust en heeft reden daartoe, al heeft hij er zelfs niet aan gedacht om verlenging aan te vragen, overtuigd als hij is, dat de politie hem niet lastig vallen zal, want onder des burgemeesters hoede, die het politieuur op zak heeft, is het in zijn herberg veilig. Maar in het café de ,,Gouden Sleutel” aan de andere zijde der straat, zal de kastelein vanavond moeten zorg dragen, dat hij zijne bezoekers op tijd aan de deur heeft staan, wil hij geen gevaar loopen verbaliseerd te worden. Morgenavond echter zijn de rollen gekeerd. Dan heeft de burgemeester kaartavond in den „Gouden Sleutel”. Elkeen die zich alsdan daar bevindt, heeft zich aan die klok niet te storen en ieder kan ge rust zijn potje of slaapmutsje drinken, zoolang de burgemeester aanwezig is. Daarentegen moeten dan de gasten van het café „de Arend”, oppassen, dat ze op het gestelde uur de herberg verlaten, ofwel ze kunnen zich na politieruur begeven naar den „Gouden Sleutel”, waar ze onder grootvaders bescherming weer veilig zijn.

Het is de taak van de Gemeenteraad om hierin verandering te brengen. Deze kan vaststellen, dat verzoeken om verlenging van het politieuur uitsluitend schriftelijk moeten geschieden, schriftelijk moeten worden beantwoord en minstens 24 uur van te voren moeten worden aangevraagd. Een spoedig ingrijpen in deze is zeer gewenscht en wellicht meer urgent dan de herziening van de instructies der gemeenteambtenaren.’

Baron van Voorst tot Voorst, Commisaris van de Koningin in Noored-Brabant:
‘Eene klacht tegen den burgemeester geuit in De Zuid-Willemsvaart van 22 Juli 1916 werd door mij onderzocht en gegrond bevonden. Hem deswege op 6 September onderhouden; hij heeft mij eerlijk beterschap beloofd.’