geschiedenis Tweede Wereldoorlog

De vlucht van bommenrichter Robert Cleveland

Boerderijen in Peel en Kempen bleken bijzonder geschikt voor het verbergen van mensen. In het begin van de 19de eeuw ging het vooral om ‘eigen’ jongens, die de gevaarlijke Franse dienstplicht wilden ontlopen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren het vooral bemanningen van neergeschoten bommenwerpers, die zich verborgen voor de Duitsers.

In de nalatenschap van Mieke Aarts-Kuunders (1878–1957) zit een pasfoto van een man, met op de achterkant de naam Robert Cleveland en een Amerikaans adres. Vermoedelijk is het een neergeschoten vliegenier, die zich tijdens de 2de Wereldoorlog in haar boerderij in Deurne-Vreekwijk verschuilt voor de Duitsers. Speurwerk naar het verhaal hierachter strandt aanvankelijk, omdat het adres niet meer bestaat en de Amerikaanse overheid uit privacy-overwegingen geen informatie geeft over haar burgers. Uiteindelijk verschaft vooral de website 458bg.com  duidelijkheid.

Crew 48 van het 754th Squadron van de 458th Bombing Group voor hun B-24 Liberator. Robert Cleveland staand achteraan rechts (oktober 1943, opleidingscentrum Nevada).
Crew 48 van het 754th Squadron van de 458th Bombing Group voor hun B-24 Liberator. Robert Cleveland staand achteraan rechts (oktober 1943, opleidingscentrum Nevada).

Robert Cleveland is de bommenrichter van Crew 48, van het 754th Squadron van de Amerikaanse 458th Bombing Group. Men vliegt met een zware B-24 Liberator, met nummer 41-29299 als officiële naam, maar het vliegtuig wordt door de bemanning ‘Roll Call’ genoemd. In januari 1944 wordt het squadron in het westen van Engeland gestationeerd.

Op 6 maart, ’s morgens om 8 uur, begint de tienkoppige bemanning aan haar derde missie. Het zal de eerste keer zijn dat Berlijn bij daglicht wordt gebombardeerd. De luchtvloot telt 800 bommenwerpers en wordt door zo’n 700 P-47 jachtvliegtuigen beschermt.

Ongeveer 200 van deze bommenwerpers hebben de Daimler-Benz fabriek in Berlijn-Genshagen als doel, waar motoren voor duikboten worden gemaakt. Er werken daar 16.000 mensen, waarvan de helft als dwangarbeider. Het toestel van Robert Cleveland hoort bij de groep vliegtuigen. Het vliegt in een formatie van 27 bommenwerpers, waarvan er vijf niet op hun basis zullen terugkeren; 18 vliegeniers zullen die dag sneuvelen.  Als bommenrichter is het de taak van Robert uit te rekenen wanneer de bommen moeten worden gelost. De eerste en tweede poging daartoe mislukken, en men keert terug naar het doel voor een derde poging. Dan wordt het vliegtuig geraakt door luchtafweergeschut. Twee van de vier motoren vallen uit en brandstof lekt weg. Het toestel moet de formatie verlaten en de terugreis alleen ondernemen, begeleid door drie jagers die de logge bommenwerper beschermen tegen aanvallen van Duitse gevechtsvliegtuigen. Boven het IJsselmeer raken de twee nog werkende motoren oververhit en de bemanning verlaat het vliegtuig per parachute. Het toestel stort neer op het landgoed Salentein, bij Nijkerk. Het is dan half vier in de middag. Twee leden van de bemanning zijn gewond en worden net als vier anderen door de Duitsers gevangen genomen. Vier bemanningsleden weten te ontkomen, waaronder Robert Cleveland.

Hij en navigator Samuel Roberts komen neer in de buurt van Baarn en verstoppen zich daar in een sloot. Als het donker is kloppen ze aan bij een boerderij, waar ze mogen overnachten. De volgende dag krijgen ze burgerkleding en worden door de ondergrondse naar het huis van een politieman in Amersfoort gebracht. Men vertelt de vliegeniers dat ze op een ontsnappingsroute naar Barcelona worden gezet. Maar eerst moet voor valse identiteitspapieren gezorgd worden.

Het op 6 maart 1944 neergestorte toestel van Crew 48 en het monument dat van onderdelen van het wrak gemaakt is (landgoed Salentein bij Nijkerk)
Het op 6 maart 1944 neergestorte toestel van Crew 48 en het monument dat van onderdelen van het wrak gemaakt is (landgoed Salentein bij Nijkerk)

Omstreeks 30 maart reizen ze naar een onderduik in Deventer, waar men twee nachten blijft. Dan gaat de reis per trein naar Deurne, waar J. Peerbooms (verzetsnaam ‘Don José’) ze opvangt en naar Bakel brengt. Daar blijven ze tot ze op 22 april naar Horst-America (buurtschap De Zwarte Plak) vertrekken. Na enige tijd worden ze terug naar Deurne gebracht, waar ze waarschijnlijk tussen 20 mei en 3 juni ondergedoken zitten op de boerderij van de weduwe Mieke Aarts-Kuunders (haar man stierf in 1918 aan de Spaanse Griep). In het boek De Zwarte Plak, van Toon Kortooms, wordt ze de  ‘Weduwe van Vreekwijk’ genoemd. Ook Leo Williams, uit Houston in Texas, moet rond die tijd daar geweest zijn, omdat ook van hem een foto met adres is aangetroffen. Leo Williams is navigator van de B-17 bommenwerper “Paperdoll”, die op 22 februari 1944 door een Duitse gevechtsjager wordt geraakt na het bombarderen van Braunschweig. Het toestel stort neer in Afferden, in de buurt van Boxmeer.

De organisatie van de onderduikhulp is volgens de vliegeniers chaotisch. Dat komt omdat een deel van de vluchtlijn naar het zuiden recent door de Duitsers is opgerold, waardoor de afvoer van vliegeniers stokt.  Men moet voor steeds meer mensen een plek vinden, terwijl men te maken krijgt met afpersers en infiltranten. Als twee mensen van de ondergrondse worden gearresteerd nadat ze door ‘Don José’ naar Utrecht zijn gestuurd wordt hij ervan verdacht een infiltrant te zijn. Hij verdwijnt van tijd tot tijd zonder een goede verklaring, waarop de ondergrondse besluit hem te liquideren. Omdat men niet weet wat er al verraden is wordt het nog moeilijker vliegeniers onder te brengen. Op het verbergen staat immers minimaal strafkamp. Bovendien hebben Amerikaanse vliegeniers de naam verwende druktemakers te zijn, zich niet bewust van de risico’s die burgers lopen als ze hulp bieden. Populair zijn ze dus bepaald niet.

Na Deurne reist Robert Cleveland verder op een ontsnappingsroute die is opgezet voor uit Duitsland gevluchte Franse krijgsgevangenen. Na meerdere schuiladressen wordt op 4 juli in de buurt van Vessem de grens met België overgestoken. Met hulp van de Belgische ondergrondse (de ‘Witte Brigade’) gaat de reis via Luik de Franse grens over. De ontsnappingslijn blijkt daar gebroken en het is onmogelijk een onderduikadres te vinden. Het risico dat behulpzame burgers lopen weegt niet meer op tegen de nadelen van een kortdurende krijgsgevangenschap van vliegeniers, vindt het Franse verzet. Op 6 juni zijn de geallieerden geland op de Normandische kust en alles wijst erop dat de oorlog bijna gedaan is. Men weet dat krijgsgevangen Amerikaanse vliegeniers door de Duitsers goed behandeld worden. Robert Cleveland wordt door de Belgische ondergrondse teruggebracht naar het Belgische dorp Flavion, in de omgeving van Namen. Een maand later, op 7 september, trekt daar het Amerikaanse leger binnen. Nog in diezelfde maand wordt bij de bevrijding van Deurne het onderduikadres ‘weduwe van Vreekwijk’  door brand volledig verwoest. De boerderij zal in 1948 met Amerikaanse Marshall-hulp worden herbouwd.

Oorkonde van Mieke Aarts-Kuunders, als dankbetuiging van de Amerikaanse regering voor hulp aan geallieerden, de koker waarin deze door de Military Intelligence Service United States Army werd bezorgd (adres: J.106, Deurne) en de gedenksteen in haar met Marshall-hulp herbouwde boerderij (Liesselseweg 214).
Oorkonde van Mieke Aarts-Kuunders, als dankbetuiging van de Amerikaanse regering voor hulp aan geallieerden, de koker waarin deze door de Military Intelligence Service United States Army werd bezorgd (adres: J.106, Deurne) en de gedenksteen in haar met Marshall-hulp herbouwde boerderij (Liesselseweg 214).

Bronnen

  • P.M. Cammaert, 1994. Het verborgen front. Geschiedenis van de georganiseerde illegaliteit in de provincie Limburg tijdens de Tweede Wereldoorlog,  deel 1 (Maaslandse monografieën ; nr. 55). Uitgeverij Eisma B.V. (c/frans/MM55def.pdf)
  • Website http://www.458bg.com/
  • Toon Kortooms, 1978. De Zwarte Plak. Uitgeverij Westers
  • Jaap Vermeer, 2010. From Dutch to Dutch.
  • Bert Poels mémoires. Vriend en Vijand,1977. Uitgeverij Van Spijk B.V. Venlo, ISBN 9062163114